QUACO VERLAAT ALS SLAAF SURINAME

BRON: GOUVERNEMENTSJOURNAAL SURINAME, NATIONAAL ARCHIEF

Stedman suggereert in zijn Narrative dat hij in Suriname voor Quaco’s vrijheid heeft gezorgd. Lees verder.
Maar uit Stedmans dagboek blijkt dat Quaco zijn vrijheid pas in Nederland verkrijgt.

Het Gouvernements Journaal van Suriname bevestigt dat Quaco eind maart 1777 als ‘slaaf’ Suriname verlaat. Gemeld wordt daarin dat er op 29 maart 1777 een konvooi van zes schepen gereed ligt voor vertrek naar Nederland. Een ‘Neger Jonge genaamt Qauquo’ gaat mee op het vierde schip. Hij zou ‘toebehoren’ aan kapitein Stedman, wat dus wil zeggen dat Quaco bij vertrek uit Suriname Stedmans eigendom ofwel slaaf was.

Fragment uit het Gourverneursjournaal Suriname, 29 maart 1777. Nationaal Archief Sociëteit van Suriname, 1682-1795, inv.nr. 207. Foto: Ineke Mok.

Quaco is niet de enige slaaf op het schip. Het Gouvernements Journaal noemt ook een Louis, die bij de heer Borgnes zou horen. Dan is er nog een jongen met de naam Vendredi eigendom van de chirurgijn. Op het vijfde schip gaat een meisje mee, ‘een mulattin’, Philis, ‘toebehoorende’ aan de luitenant-kolonel Sieborg.

Louis, Vendredi, Philis en Quaco hadden kans om in Nederland hun vrijheid te verkrijgen. Slavernij was daar verboden en volgens een wet uit 1776 zouden slaven zes maanden na aankomst in Nederland hun vrijheid verwerven.